Wij zijn een groep onderzoekers die zich erop richt de zorg te verbeteren voor vrouwen en hun baby’s met een kans op placenta-insufficiëntie.
Aan de ene kant willen we beter de baby’s identificeren, die placenta-insufficiëntie hebben en dus risico’s lopen zolang ze nog in de baarmoeder zitten. Aan de andere kant willen we ook díe bedreigde baby’s beter onderscheiden, die weliswaar klein zijn maar helemaal geen placenta-insufficiëntie hebben en dus zonder extra risico’s veel langer in de baarmoeder kunnen blijven.
De groep wordt geleid door Dr Sanne Gordijn en Dr Wessel Ganzevoort.
Sanne Gordijn (1978)
Gynaecoloog-perinatoloog in het UMC Groningen
Ik wil heel graag dat wij als verloskundig zorgverleners beter worden in het opsporen van de baby’s die onze zorg nodig hebben omdat de functie van hun placenta niet goed genoeg is. Maar ook wil ik graag dat we de gezonde kleine baby’s beter herkennen zodat we die ‘met rust’ kunnen laten.
Wessel Ganzevoort (1973)
Gynaecoloog-perinatoloog in het Amsterdam UMC
Een overleden kind voor de geboorte is verwoestend voor ouders, een last die mensen de rest van hun leven meedragen. Het is ook extreem frustrerend voor de zorgverleners. De gedachte dat we dat in sommige gevallen kunnen voorkomen door de kinderen met een slechter werkende placenta eerder op te sporen is wat mij drijft!
Ultiem doel van de onderzoekslijn is dat dit belangrijke onderwerp blijvende aandacht krijgt. Daarom is het heel waardevol als enkele van onze promovendi na hun eigen promotie als post-doc door blijven bouwen om het stokje te zijner tijd over te nemen.
Post-doc: Anouk Pels (1990)
Gynaecoloog in opleiding en sinds 2020 gepromoveerd onderzoeker (Amsterdam UMC)
MEER LEZEN
Wat ik graag wil, is de behandeling en begeleiding van zwangere vrouwen en hun partners verbeteren. Door wetenschappelijk onderzoek te doen, hoop ik bij te dragen aan de kennis en daardoor aan de uitkomsten van zwangere vrouwen en hun baby’s.
Mijn proefschrift
Mijn proefschrift gaat over de behandeling en prognose van zwangere vrouwen bij wie al vroeg in de zwangerschap ernstige groeibeperking van de baby wordt vastgesteld. Een groot project tijdens mijn promotie was de STRIDER studie. Hierin onderzochten we het medicijn sildenafil als mogelijke behandeling van foetale groeirestrictie. Andere onderwerpen in mijn proefschrift zijn onder andere de interpretatie van het hartfilmpje van ongeboren baby’s en de associatie tussen de behandeling van hoge bloeddruk van moeder en de groei van de baby.
Nu
Op dit moment draag ik bij aan de totstandkoming van de SAVEFGR studie, die onderzoekt of bij vroege FGR monitoring met software analyse van het CTG behulpzaam is.
Post-doc: Stefanie Damhuis (1993)
ANIOS Gynaecologie (Flevo) en sinds 2023 gepromoveerd onderzoeker (UMC Groningen)
MEER LEZEN
Wereldwijd sterven nog steeds te veel baby’s in de baarmoeder in de uitgerekende periode. Als we met onderzoek naar de moederkoek een (klein) deel kunnen voorkomen, is dat goud waard.
Mijn proefschrift
In mijn proefschrift heb ik het probleem van foetale groeirestrictie van allerlei kanten belicht. Ik heb laten zien hoe groot de consequenties zijn van placenta-insufficientie, en dat epidurale analgesie tijdens de bevalling hierdoor een verhoogde kans op complicaties geeft. Ook heb ik een belangrijke bouwsteen gelegd voor het CEPRA onderzoek, waarbij we hopen erachter te komen welke baby’s die minder bewegen beter direct geboren kunnen worden en bij welke baby’s we beter kunnen afwachten. Vaak is het ‘minder leven voelen’ onschuldig, maar bij een klein deel is een niet goed werkende moederkoek de oorzaak. Met dit onderzoek kijken we of het zinvol is om met een echo de werking van de moederkoek te meten. Als de moederkoek niet goed werkt, gaan er minder voedingsstoffen en zuurstof naar de baby. Het zou dan beter kunnen zijn voor de baby om eerder geboren te worden, maar zeker weten we dat nog niet.
Nu
Na mijn promotie ga ik me verder richten op dit probleem. Ik zal nauw betrokken zijn bij de verdere uitwerking van de CEPRA studie en ik zal me gaan richten op een klinische studie die alternatieven voor epidurale analgesie (de ‘ruggeprik’) onderzoekt.
Wessel en Sanne begeleiden samen met andere ervaren onderzoekers, promovendi die - elk met hun eigen deelonderwerp - proberen de kennis te vergroten zodat die in de praktijk toegepast kan gaan worden. Hieronder stellen de huidige promovendi zich voor.
Renée Burger (1994)
ANIOS gynaecologie en arts-onderzoeker verbonden aan het Amsterdam UMC
MEER LEZEN
De impact van foetale groeirestrictie en andere zwangerschapscomplicaties op zowel moeder als kind zijn verstrekkend en langdurig. Ik wil graag bijdragen aan beter inzicht in langetermijneffecten en ontwikkeling van preventiestrategieën.
Mijn onderzoek
Ik onderzoek de langetermijneffecten van foetale groeirestrictie: Ten eerste kijk ik naar de relatie met het risico bij de moeders op hart- en vaatziekten in een multi-etnische populatie. Daarnaast kijken we in een prospectieve studie naar risicofactoren voor hart- en vaatziekten bij moeder tot 8 jaar na een zwangerschap gecompliceerd door ernstige vroege foetale groeirestrictie. Ik onderzoek ook de relatie met schoolprestaties wat het optimale moment van bevallen is bij tweelingenzwangerschappen gecompliceerd door foetale groeirestrictie.
Mauritia Marijnen (1992)
ANIOS gynaecologie en arts-onderzoeker verbonden aan het Amsterdam UMC
MEER LEZEN
De combinatie van klinische zorg en wetenschappelijk onderzoek geeft mij veel energie! Naast zorg voor patiënten doe ik met plezier onderzoek waarmee ik tracht bij te dragen aan verbetering van zorg voor toekomstige (te) kleine baby’s.
Mijn onderzoek
Ik heb eerder de praktijkvariatie van de diagnose, monitoring en het beleid bij FGR tussen ziekenhuizen in Nederland onderzocht. Het inzicht dat die praktijkvariatie groot is maakt duidelijk hoe belangrijk het is om de monitoring en behandeling van FGR te verbeteren door het leveren van ‘evidence’. Ik doe nu onderzoek naar de korte en lange termijneffecten van foetale groeirestrictie en onderzoek tevens hoe we het beste het onderscheid kunnen maken tussen small for gestational age (gezond klein) en daadwerkelijke foetale groeirestrictie binnen het DRIGITAT cohort. Met de data van de DRIGITAT studie hoop ik het onderscheid tussen gezond klein en té klein te specificeren door middel van Doppler metingen en maternale serum biomarkers. De verwachting is dat beide ons verder helpen in het voorspellen welke baby’s er at risk zijn voor slechtere uitkomsten als gevolg van foetale groeirestrictie. Verder onderzoek ik de invloed van specifieke placentalesies, zoals maternale vasculaire malperfusie en minder onderzochte lesies, zoals foetale vasculaire malperfusie, op neonatale uitkomsten, door middel van koppeling tussen data van PALGA en Perined. Ook onderzoek ik de afwijkingen die gevonden zijn in de placenta’s van de deelnemers aan de DRIGITAT studie en de relatie tot zwangerschapsuitkomsten.
Marjon Feenstra (1992)
AIOS gynaecologie (MST Enschede) en arts-onderzoeker verbonden aan het UMC Groningen
MEER LEZEN
De zoektocht naar het waarom de ene baby te klein is, en de ander niet, drijft mij.
Mijn onderzoek
In mijn onderzoek ben ik op zoek naar nieuwe biomarkers, zoals thiolen en cytokines, met een voorspellende waarde voor maternale uitkomst en foetale uitkomst bij ernstige vroege foetale groeirestrictie. Hierbij maak ik gebruik van de database van de STRIDER studie, en kijk ik naar monsters van maternaal bloed en naar de placenta histologie. Mijn focus ligt op oxidatieve stress, placenta pathologie en de immuunrespons. Het ultieme doel is om zo beter te begrijpen waarom foetale groeirestrictie optreedt en waarom moeders pre-eclampsie (zwangerschapsvergiftiging) ontwikkelen. In de hoop dat we hierop onze behandeling (misschien zelfs al preventief) aan kunnen passen. Op dit moment zijn er te weinig behandelingsopties voor foetale groeirestrictie, behalve watchfull waiting, dit kan en moet beter.
Claartje Bruin (1988)
Arts in opleiding tot gynaecoloog (MCA) en arts-onderzoeker verbonden aan het Amsterdam UMC
MEER LEZEN
Het is altijd spannend om zwanger te zijn, maar al helemaal als blijkt dat er mogelijk iets niet goed is met je kindje. Ik wil graag bijdragen aan de kennis die er is over FGR om aanstaande ouders zo goed mogelijk te kunnen informeren.
Mijn onderzoek
Mijn onderzoek gaat enerzijds over verschillende monitoring opties bij FGR zoals de betrouwbaarheid van een specifieke echometing (ductus venosus) en de vergelijking van verschillende methodes van CTG analyse (STV en PRSA), en anderzijds over de kans dat de baby levend geboren wordt bij ernstige FGR die al vroeg in de zwangerschap ontstaan is. Verder bekijk ik of er valt te voorspellen welke kinderen de beste kans op overleven hebben bij ernstige vroege FGR.
Hester Kamphof (1993)
ANIOS gynaecologie (OLVG West) en arts-onderzoeker verbonden aan het UMC Groningen
MEER LEZEN
Tijdens mijn eerste schreden op onderzoeksgebied ben ik gegrepen door het onderwerp foetale groeirestrictie, en ik vind het het leuk en waardevol bij te dragen aan een beter begrip van dit moeilijke probleem.
Mijn onderzoek
Met behulp van de data van de IRIS studie (een grote landelijke Nederlandse studie in een laag risico populatie) heb ik eerst onderzoek gedaan naar de effectiviteit van verschillende geboortegewichtscurven voor het voorspellen van ernstige neonatale uitkomsten en de invloed van geboortegewicht percentiel in groepen ingedeeld (<p3, p3-p10, p10-p25 enz.) op het risico daarop. Daarna hebben we in dezelfde groep gekeken naar de voorspellende waarde van afbuigende groei in de zwangerschap voor het risico van ernstige neonatale uitkomsten.
Daarnaast ben ik betrokken bij de DRIGITAT studie en staan er nog enkele mooie projecten op stapel.
Jessica Liauw (1984)
Gynaecoloog-perinatoloog (UBC Vancouver, Canada) en promovendus Amsterdam UMC
MEER LEZEN
The opportunity to provide patients with the information that will help them get through challenging times during their pregnancy.
My research
Having pregnancy complications, such as a baby that doesn’t grow as much as expected, or a baby that is born too early, can be difficult events for parents and families. My research focuses on figuring out how to best detect and manage pregnancies (at risk of) having severe complications, and how to best communicate this information with patients and families so they can make the treatment and management decisions that are right for them.
Leah Prins (1996)
ANIOS gynaecologie (Flevo) en arts-onderzoeker verbonden aan het Amsterdam UMC
MEER LEZEN
Zwangerschap is voor veel vrouwen een spannende en soms onzekere periode, zeker als er sprake is van een (te) kleine baby. Ik vind het een voorrecht om begeleiding te geven aan zwangeren, waarbij ik hoop sommige zorgen te kunnen wegnemen.
Mijn onderzoek
Ik doe onderzoek naar de ideale timing van het geven van corticosteroïden aan zwangere vrouwen bij wie vroege FGR vastgesteld is. Hiervoor kijken we naar praktijkvariatie binnen Nederland. Verder werk ik aan een predictiemodel voor wat de kans is op overlijden van de baby met FGR, zodat er op de poli een zo goed mogelijk advies en strategie ten aanzien van de begeleiding in de zwangerschap gegeven kan worden.
Selina Posthuma (1990)
Gynaecoloog, fellow perinatologie en arts-onderzoeker verbonden aan het UMC Groningen.
MEER LEZEN
Als fellow perinatologie wil ik graag de best (persoonlijke) zorg en begeleiding bieden voor vrouwen die zwanger willen worden, zwanger zijn of reeds bevallen zijn. Hierbij speelt gedegen wetenschappelijk onderzoek ook een belangrijke rol.
Mijn onderzoek
Momenteel ben ik intensief bezig met de CEPRA studie. Het doel van dit onderzoek is om er achter te komen welke baby’s die minder bewegen beter direct geboren kunnen worden en bij welke baby’s het beter is om af te wachten. We kijken hierbij naar de bloeddoorstroming van de placenta en de baby zelf. Daarnaast ben ik bezig met andere onderzoeken die de placenta functie en foetale groeirestrictie centraal hebben. Verschillende onderzoeksmogelijkheden om de placentafunctie te kunnen beoordelen worden hierin beschreven. Voorbeelden hiervan zijn; echo (doppler) metingen, biomarkers in het bloed van moeder en pathologisch onderzoek van de placenta.
Laura Lens (1996)
Echoscopist en arts-onderzoeker verbonden aan het Amsterdam UMC
MEER LEZEN
Een zwangerschap waarbij er zorgen zijn rondom het kind is een precaire situatie. Een te kleine baby of zorgen rondom de groei maken hier deel uit. Ik vind het mooi en belangrijk om middels onderzoek een steentje bij te dragen om deze ouders en kinderen zo goed mogelijk te helpen.
Momenteel ben ik intensief bezig met de CEPRA studie. Het doel van dit onderzoek is om er achter te komen welke baby’s die minder bewegen beter direct geboren kunnen worden en bij welke baby’s het beter is om af te wachten. We kijken hierbij naar de bloeddoorstroming van de placenta en de baby zelf. Daarnaast ben ik bezig met andere onderzoeken die de placenta functie en foetale groeirestrictie centraal hebben. Verschillende onderzoeksmogelijkheden om de placentafunctie te kunnen beoordelen worden hierin beschreven. Voorbeelden hiervan zijn; echo (doppler) metingen, biomarkers in het bloed van moeder en pathologisch onderzoek van de placenta.
Thomas Wuyts (1995)
AIOS gynaecologie (UZ Antwerpen), en arts-onderzoeker Amsterdam UMC / UZA.
MEER LEZEN
Aan het begin van mijn opleiding werd me altijd aangeleerd: de moeder is de beste couveuse voor haar eigen baby! Maar wat nu als deze baby niet meer wil groeien? Wanneer halen we de baby uit deze cocoon om in de buitenwereld verder te ondersteunen? Groeirestrictie en groeistop heeft me altijd enorm geïnteresseerd, waardoor ik me met veel enthousiasme aansloot voor verder onderzoek.
Mijn onderzoek
Momenteel ben ik bezig met onderzoek naar verschillende methoden om de foetale conditie te monitoren en te kijken of deze allemaal betrouwbaar zijn en vergelijkbare resultaten geven. Ik zal ook betrokken zijn bij de ontwikkeling van de SAVEFGR studie, die beslisondersteuning bij de timing van de geboorte gaat bieden voor de behandelaars.
Mette van de Meent (1995)
Arts-onderzoeker verbonden aan het UMC Utrecht.
MEER LEZEN
Het optreden van complicaties in de zwangerschap maakt voor ouders veel impact, goed kunnen informeren is in dat geval van groot belang. Voor mij is het zeer waardevol onderzoek te doen naar zwangerschappen die gecompliceerd worden door (vroege) FGR, om zo de kennis over dit onderwerp te vergroten en daarmee hopelijk ouders beter te kunnen voorlichten en begeleiden in de toekomst
Mijn onderzoek
In het kader van de OPTICORE (OPtimal TIming of COrticosteroids in pregnancies complicated by early-onset fetal growth REstriction)-studie zetten we een groot, multicentrisch cohort op van zwangerschappen die gecompliceerd worden door vroege FGR, een samenwerking tussen zes perinatologische centra in Nederland. Antenatale corticosteroïden worden toegediend aan zwangeren, die het risico lopen prematuur te bevallen, om de foetale longrijping te versnellen. Deze corticosteroïden lijken het meest effectief wanneer de bevalling binnen één tot zeven dagen na de laatste gift plaats vindt. Binnen het OPTICORE cohort onderzoeken we het effect van verschillende timing strategieën van antenatale corticosteroïden op de mortaliteit van de pasgeborene. Naast het vergelijken van huidige behandelen strategieën, hebben we als doel een dynamisch predictiemodel te ontwikkelen waarmee we, op basis van verschillende foetale en maternale parameters in de zwangerschap, het aantal dagen tot de bevalling kunnen voorspellen met als doel het timen van de antenatale corticosteroïden in toekomstige FGR zwangerschappen te optimaliseren.
Esmée Heijtmeijer (2000)
Student Geneeskunde verbonden aan het UMC Groningen.
MEER LEZEN
Ik hoop bij te kunnen dragen aan het verbeteren van de uitkomsten van bevallingen, met speciale aandacht voor de kwetsbare (te) kleine ongeboren baby’s, zodat zowel moeders als hun kleintjes een betere start kunnen krijgen.
Naast mijn coschappen ben ik op dit moment bezig met een studie naar de relatie tussen het gebruik van een ruggenprik tijdens de bevalling en spoedbevallingen (o.a. vacuümpomp en keizersnedes) vanwege foetale nood. Het lijkt erop dat via veranderingen van de bloedsomloop een ruggenprik soms gerelateerd is aan het optreden van zuurstoftekort bij de baby tijdens de bevalling. Gezien het toenemende gebruik van ruggenprikken in de Nederlandse geboortezorg, streef ik ernaar om in de toekomst de kennis over deze potentiële associatie met spoed bevallingen verder te vergroten. Daarnaast richt ik mij op een onderzoek naar de potentie van virtual reality als alternatieve methode voor pijnbestrijding bij vrouwen voor wie een ruggenprik misschien minder geschikt is, zoals mogelijk bij vrouwen met een klein geschat kind.
Hieronder onze alumni.
Irene Beune (1986)
Gynaecoloog en sinds 2021 gepromoveerd onderzoeker verbonden aan het UMC Groningen
MEER LEZEN
Een zwangerschap is het prilste begin van een nieuw leven. Ik vond het een voorrecht om de beste start-omstandigheden te bevorderen. Ik ben ervan overtuigd dat samenwerking in onderzoek ons hierin verder brengt!
Mijn onderzoek
Mijn proefschrift ging over standaardisering van zorg bij foetale groeirestrictie.
Om ziektes te onderzoeken, data te analyseren en studiecohorten te vergelijken is noodzakelijk dat er overeenstemming is over de basisprincipes betreffende de conditie, beginnend met het hanteren van dezelfde definitie.
Door middel van Delphi-procedures is het gelukt om een definitie te ontwikkelen voor FGR gediagnosticeerd bij de eenling zwangerschap (apart voor vroeg en laat), bij de tweeling zwangerschap (apart voor monochoriaal en dichoriaal), bij de pasgeborene en bij de doodgeboren neonaat.
Ook heb ik bijgedragen aan onderzoeken naar de gerapporteerde uitkomsten van FGR en naar het standaardiseren van onderzoeksvariabelen en belangrijkste uitkomstmaten.