Parel te kleine baby foetale groeirestrictie

Translationeel onderzoek

Translationeel onderzoek vormt de basis voor nieuw begrip en nieuwe therapieën. Translationeel onderzoek vertaalt de resultaten uit fundamenteel onderzoek naar toepassing in de praktijk, maar ook de andere kant op: ideeën die in de klinische praktijk worden gegenereerd worden vaak eerst in het laboratorium uitgezocht met behulp van combinatie van patiënten-materiaal en klinische gegevens. Je kan translationeel onderzoek dus omschrijven als een brug tussen het laboratorium en de patiënt.

Het translationele onderzoek waar wij bij betrokken zijn richt zich vooral op onderzoek van de placenta en op onderzoek naar biomarkers (markers van ziekte). Verder zijn we enorm trots dat we de biobank Geboorteparel met het AMC, UMCG en UMCU hebben opgericht. Deze biobank vormt de basis voor vele toekomstige studies!

De GeboorteParel

De doelstelling van De Geboorte Parel is het mogelijk maken van onderzoek naar oorzaak, diagnose, prognose en behandeling van zwangerschapscomplicaties die de gezondheid van moeder en kind bedreigen.

LEES MEER

De Geboorte parel is een biobank die opgericht is met hulp van het Parelsnoer Instituut (PSI). Het Parelsnoer Instituut is een landelijke organisatie waarbij de academische ziekenhuizen samenwerken om lichaamsmateriaal en bijbehorende klinische gegevens gestandaardiseerd te verzamelen. Het PSI ondersteunt onderzoekers bij de opbouw van een klinische biobank (zoals de Geboorte Parel) met het verzamelen van data, lichaamsmaterialen en beeldmateriaal én het krijgen van toegang tot deze gegevens en materialen voor het uitvoeren van medisch-wetenschappelijk onderzoek. De lichaamsmaterialen die we verzamelen zijn bloed, urine, kweken enzovoorts. Het verzamelen van deze unieke combinatie van gegevens en materiaal gebeurt natuurlijk alleen met de uitdrukkelijke toestemming van de persoon zelf.

We hebben de Geboorteparel opgericht in een vruchtbare samenwerking tussen AMC (Carrie Ris-Stalpers en Wessel Ganzevoort), UMCG (Sanne Gordijn) en UMCU (Titia Lely). Het bijzondere idee van deze geboorteparel is dat we voortborduren op het succes van het NVOG Consortium 2.0. In dit nationale samenwerkingsverband wordt al jarenlang met groot succes samengewerkt om klinische-evaluatiestudies uit te voeren. In die studies wordt al veel detail vastgelegd over het beloop van zwangerschap en bevalling om te evalueren of behandeling A of B beter is. Door in die situatie ook – met toestemming – materialen te verzamelen kan het effect van de interventie van de evaluatiestudie nog beter geëvalueerd worden. Ook kan het ziekteproces beter begrepen worden en ontwikkelen we ideeën voor toekomstige zorgverbeteringen.

Ons translationele onderzoek

Foetale groei restrictie is een syndroom zonder gouden standaard voor de diagnose.  In ons translationele onderzoek zijn we uiteindelijk op zoek naar markers in bloed en in placenta weefsel die duidelijker maken of het syndroom al dan niet aanwezig is.

LEES MEER

Omdat foetale groei restrictie een syndroom is zoeken we naar de markers die duidelijker maken dat/of het syndroom al dan niet aanwezig is. Hiervoor is zogenaamd translationeel onderzoek nodig: de vertaling tussen resultaten van laboratoriumonderzoeken naar de kliniek en andersom.

Voor dit onderzoek maken we gebruik van cohorten zwangere vrouwen met bepaalde eigenschappen bij wie materiaal verzameld is. Vaak echter is er bij die cohorten al een bepaald beleid uitgevoerd en weten we het natuurlijke beloop van de FGR niet. Afname van materiaal blijft immers een momentopname. Bijvoorbeeld bij de start van interventie of bij de geboorte.

Een van de belangrijkste onderzoekslijnen is de zoektocht naar markers in bloed en in placenta weefsel. Markers voor placenta insufficiëntie, die nu al bekend zijn, zijn PlGF (placenta growth factor) en sFlt (soluable FMS tyrosine kinase 1). Deze evalueren we in de cohorten waar we hier alle informatie over hebben, zeker als we ook placenta-materiaal hebben voor analyse. We zijn ook op zoek naar nieuwe markers en combinaties van markers om foetale groeirestrictie beter op te sporen.

Er zijn verschillende situaties waarin goede markers kunnen helpen. Een moeilijke categorie is de groep die kleiner is dan genetisch bedoeld, maar een normale grootte heeft ten opzichte van een referentie populatie. Deze groep, die wel risico’s heeft van placenta insufficiëntie wordt nu onvoldoende ontdekt en bloedmarkers zou deze kinderen kunnen identificeren. Een andere moeilijke categorie is de groep kinderen die kleiner is dan normaal volgens de referentiecurve, maar die precies zo groot is als genetisch bedoeld en dus geen verhoogde risico’s door placenta insufficiëntie heeft. Als bloedmarkers dit duidelijk maken kan het zijn dat deze kinderen niet eerder geboren hoeven te worden, wat nu wel vaak gebruik is. Een andere boeiende categorie is de groep vrouwen die nog vroeg zwanger zijn en bij wie we graag willen weten of ze een hoog of laag risico hebben om veel later in de zwangerschap een placenta insufficientie te ontwikkelen. En een laatste interessante categorie is de groep kinderen die net geboren zijn, van wie we graag willen weten of de placenta goed heeft gefunctioneerd om ze voor de gevolgen na de zwangerschap te behoeden.

Dit is een animatievideo, die u aan uw patiënten kunt voorleggen, om informatie te verschaffen over deelname aan de Parel.

Dit is een globaal overzicht van de grotere translationele projecten die we hebben lopen.

LEES MEER
  • In materiaal van de STRIDER studie (vooral placenta’s en bij een deel van de deelnemende vrouwen ook bloed) wordt gekeken naar de relatie tussen de biomarkers, het beeld in de placenta en de uitkomst van de zwangerschap. Het doel is beter inzicht te krijgen in het pathofysiologische proces van extreme vroege foetale groeirestrictie.
  • In de DRIGITAT en de CEPRA verzamelen we materiaal bij inclusie in de studie om de diagnostiek van placenta insufficiëntie te verbeteren in de laat preterme en a terme periode.
  • In Lifelines Next, een unieke studie waarin moeders en hun kinderen tijdens zwangerschap en het eerste jaar na geboorte worden gevolgd, wordt gekeken of er markers zijn die in het materiaal uit het eerste trimester foetale groeirestrictie kunnen voorspellen.
  • In een studie-in-opzet (later meer detail) wordt getoetst of de FMF-voorspelmodule voor pre-eclampsie ook werkt voor foetale groeirestrictie. In de FMF-module zit al de biomarker PlGF en wij kijken of aanvullende markers extra behulpzaam zijn, ook voor foetale groeirestrictie.

HOE KAN U ONS STEUNEN?

Wilt u wat vragen, bijdragen?

Wij werken graag samen!