Mijn baby groeit niet goed – hoe noem ik dat?

Bij de gesprekken met uw zorgverlener is het goed om de termen te begrijpen.

LEES MEER

Foetale groeirestrictie

Dit is de medische term die we gebruiken voor de aandoening waarbij de baby door een te beperkte placentafunctie kleiner blijft. Professionals korten dat vaak af tot FGR. Foetale verwijst dan naar dat het om een foetus (=ongeboren baby) gaat; en groeirestrictie dat het om een beperking van de groei gaat. De Engelse variant erop is Fetal Growth Restriction. Soms wordt ook de term intra-uteriene groeivertraging gebruikt. Internationaal hebben we afgesproken dit niet meer te doen. Intra-uterien (‘in de baarmoeder’) is als term verlaten omdat het niet om de plaats gaat die het probleem heeft, maar de persoon, de foetus dus. Ook groeivertraging (engels: retardation) is verlaten. Het is niet zoals de trein die een achterstand heeft en dat weer kan inhalen door harder te rijden.

‘Placenta-insufficientie’

Deze term betekent letterlijk dat de functie van de placenta (voeding en ademhaling) niet voldoende is. In dit deel van de website spreken we dan ook over verminderde moederkoek functie.

‘Small for gestational age’

Dit is een andere term die vaak wordt gebruikt. Professionals korten dat vaak af tot SGA. De term betekent niets anders dan ‘klein voor de zwangerschapsduur’. Meestal betekent dit dat de baby tot de 10% kleinste kinderen voor die zwangerschapsduur hoort. Zoals u in de voorgaande teksten kunt lezen is dit niet noodzakelijk een probleem. Dit kan voor deze baby immers normaal zijn. In tegenstelling tot een kind dat te klein is zoals bij FGR, betekent SGA alleen maar dat een kind klein is. Maar als een kind relatief klein is, is het wel goed om hier goed onderzoek naar te doen om te proberen het bij deze baby te snappen: Is deze baby gewoon klein, of te klein?

Mijn baby groeit niet goed – wat kan ik doen?

Als uw baby niet goed groeit wilt u natuurlijk weten wat u daaraan kunt doen.

LEES MEER

Rust houden?

Dit is een van de makkelijkst gegeven adviezen, echter het is maar de vraag wat dit uithaalt. Neem het uzelf vooral niet kwalijk als u veel heeft gedaan, wat veel ook mag betekenen. Het is waarschijnlijk wel van belang geen extreme fysieke inspanningen meer te doen of intensieve sport te oefenen, of een extreem stressvolle baan te hebben. Een baan waar iemand plezier aan beleeft en die lichamelijk niet superzwaar is heeft geen negatieve invloed! Het is wel belangrijk goed voor uzelf te zorgen, maar in beweging blijven is daar juist belangrijk voor! Wandelen, zwemmen, fietsen, een beetje kuieren in en rond het huis zijn ook van belang voor de eigen conditie en hebben geen nadelig effect op de groei van de baby.

Stoppen met roken!

Dit is wel heel belangrijk. Roken maakt de moederkoek functie slechter. Hier is echter schuldgevoel niet een goede raadgever. Het is belangrijker vooruit te kijken dan achteruit. Stoppen met roken heeft op elk moment zin! Het is alleen niet altijd makkelijk, anders was u er allang mee gestopt.  Laat u dus helpen! Door de omgeving, maar vooral ook door de verloskundige, gynaecoloog, huisarts of via hen door een stoppen-met-roken coach!

Medicatie?

Helaas is er geen medicatie die we kunnen voorschrijven die bewezen helpt als we eenmaal een groeiprobleem hebben vastgesteld. Een belangrijke kandidaat (sildenafil) hebben we getest, maar die gaf niet het gewenste resultaat. U kunt in het algemeen wel multivitaminen nemen die voor de zwangerschap geschikt zijn.

24/7 klachten melden!

Behalve ‘goed voor jezelf zorgen’ is het vooral belangrijk dat u goed let op symptomen dat u zelf ziek wordt of dat de baby minder beweegt. Meldt u dus 24/7 bij de eigen verloskundige of gynaecoloog als de baby minder lijkt te bewegen of als u flinke hoofdpijn of buikpijn heeft of zich ziek voelt.

Hoe verloopt een bevalling?

We leggen uit wanneer en hoe een bevalling gewoon vaginaal kan verlopen.

LEES MEER

Tijdens de bevalling is een baby die last heeft van de verminderde moederkoek functie extra kwetsbaar. Tijdens de baarmoedercontracties is de bloeduitwisseling met moeder telkens even beperkt. Als de moederkoek dus maar net voldoende functioneert zonder contracties, zijn weeën een extra kwetsbaar moment. Het probleem dat dan ontstaat is een probleem van de zuurstofuitwisseling via de placenta, er kan dan dus zuurstofgebrek ontstaan.

Als voor de bevalling bekend is dat er (mogelijk) een verminderde moederkoek functie bestaat is het meestal wel mogelijk om een vaginale bevalling te proberen. Soms wordt de bevalling ook eerder ingeleid. Het betekent wel dat de conditie van het kindje steeds in de gaten wordt gehouden met het CTG en dat er alsnog kan worden besloten om de bevalling vervroegd met meer of minder spoed te beëindigen met een kunstverlossing (vacuüm) of keizersnede als de conditie van de baby achteruit lijkt te gaan. Ook kan het bij een inleiding belangrijk zijn met de weeën medicatie (oxytocine) heel voorzichtig te zijn om niet te veel weeën te maken. De inschatting vooraf of dit lukt is natuurlijk afhankelijk van de ernst van de situatie en de zwangerschapsduur. Als de inschatting is dat dit sowieso niet veilig kan, zal er dus een keizersnede worden gepland.

Als het voor de bevalling nog niet bekend is dat er een verminderde moederkoek functie is kan het dus ingewikkeld zijn om problemen tijdens de bevalling op te sporen. De verloskundige of gynaecoloog luistert dan natuurlijk wel naar de harttonen van de baby. En soms is dat dan dus het moment dat voor het eerst aan placenta problemen wordt gedacht.

Moet de bevalling eerder ingeleid worden?

We leggen uit waarom een bevalling soms eerder ingeleid wordt.

LEES MEER

Op dit moment weten we niet altijd even goed wat we moeten doen als we denken dat een kind groeirestrictie heeft (heel klein, of klein met Doppler afwijkingen). We weten dat in grote groepen deze kindjes wat ontwikkelingsachterstand kunnen hebben, wat ongunstiger profiel in het latere leven voor hart- en vaatziekten en (opstart) problemen rondom de geboorte. Wat we niet goed weten is of eerder bevallen deze effecten gunstig beïnvloedt, wellicht is ‘het kwaad al geschied’ en komt er met eerder inleiden een ongunstige factor van milde onrijpheid bij. Het lastige is dat we soms het gevoel hebben dat we moeten inleiden omdat de kans op het in de baarmoeder overlijden van een kind dan niet meer kan gebeuren, terwijl de kans daarop heel laag is en de kans op opstartproblemen bij onrijpheid hoog is. Dus de keuze is een kleine kans op iets heel ernstigs versus een grote kans op iets minder ergs. Deze keuzes zijn meestal niet makkelijk. We hebben hier dan ook een landelijke studie voor opgezet om deze afwegingen beter te begrijpen. Deze studie heet de DRIGITAT.

Hoe gaat het direct en in de eerste dagen na de geboorte?

We leggen uit waar op gelet wordt in de eerste periode na de geboorte

LEES MEER

Als de baby ver is in de zwangerschap en boven een bepaald geboortegewicht, lukt het meestal om na de geboorte bij moeder (en andere ouder) te blijven. Als de baby extreem klein of nog heel jong is, of niet in goede conditie kan het nodig zijn om in de couveuse te worden verzorgd door gespecialiseerde verpleegkundigen en kinderartsen of zelfs dat de baby naar de intensive care voor baby’s gaat. Als het even kan komt de baby na de eerste start nog wel even bij moeder voor van de verloskamers naar de couveuseafdeling te gaan. Als we voor de bevalling verwachten dat extra zorg nodig zal zijn proberen we tevoren al een gesprek met de kinderarts te hebben zodat u weet wat u kunt verwachten.

De artsen en verloskundigen letten bij baby’s na de geboorte op de problemen die baby’s kunnen hebben als ze groeiproblemen hebben gehad voor de geboorte. Deze kindjes hebben vaker moeite om hun temperatuur zelf goed te houden, hebben vaker last van lage bloedsuikers, van hun ademhaling, hebben voedingsproblemen en vaker last van geelzucht. Het is belangrijk om hier alert op te zijn om er de nadelige gevolgen van te voorkomen.

Het is belangrijk om aandacht te hebben voor de hechting tussen ouder/kind. Als uw kindje niet bij u op de kamer is, maar op de couveuse-afdeling is dit een extra uitdaging. Ook daar is buidelen hoe klein ze ook zijn vaak mogelijk (als de toestand van je kind het toelaat). Zodra het kan mag u ook helpen met de verzorging van uw kindje.

In de loop van de tijd, ook als kinderen eenmaal naar huis kunnen, vindt er vaak langzaam zogeheten inhaalgroei plaats. Meestal is het beter de baby niet geforceerd te laten groeien door extra veel te eten te geven, maar normale hoeveelheid voeding te geven en dan te zien wat de baby aan groei vertoont. Laat je hierover goed voorlichten door de kinderarts en het consultatiebureau.

Hoe gaat het in een volgende zwangerschap?

Wat zijn de risico’s in een nieuwe zwangerschap en wat kunt u daaraan doen?

LEES MEER

Net als voor zwangerschapsvergiftiging geldt ook voor foetale groeirestrictie dat er een herhalingskans is. Waarschijnlijk is deze gemiddeld ongeveer 30%, waarbij individuele factoren meespelen. De kans wordt bijvoorbeeld een beetje hoger als er overgewicht is of een hoge bloeddruk, of als de foetale groeirestrictie in de eerste zwangerschap al heel vroeg problemen gaf of tot ernstige uitkomsten leidde. En een beetje lager als u zelf helemaal gezond bent en de eerdere groei restrictie laat in de zwangerschap optrad met goede uitkomst van het kind.

Leefregels

Wat u er zelf aan kunt doen is gezond leven. Dus zorgen voor een gezonde voeding, een normaal gewicht en gezond bewegen. NIET ROKEN!! Als je nog rookt: laat je vooral helpen door huisarts of gespecialiseerde stichtingen om te stoppen met roken!

Aspirine en calcium

In de begeleiding van een zwangerschap kun je samen met je verloskundig zorgverlener en afhankelijk van de voorgeschiedenis en bijkomende factoren overwegen aspirine (Ascal) in lage dosering te gebruiken. Verder zal de foetale groei natuurlijk goed opgevolgd worden.

Echo onderzoek

Het is goed om een op maat gemaakt plan te hebben voor de zwangerschap met daarin het schema van echo’s om een groeicurve te maken. Die zal meestal starten vanaf de 20-weken echo en dan meer of meer intensief vervolgd worden, met de focus op vroeg of juist laat wat intensiever meten.

Einddatum

Soms, maar lang niet altijd, zal ook een einddatum gedefinieerd worden, waarop de gynaecoloog de bevalling zal inleiden als je nog niet spontaan bevallen bent. Dit is omdat je afhankelijk van de voorgeschiedenis eerder ‘over tijd’ bent. Dit ligt bij gezonde groei niet voor 39 weken.

Hoe gaat het op de lange termijn?

Foetale groeirestrictie heeft ook effecten op de lange termijn. Soms heel duidelijk, soms meer subtiel.

LEES MEER

Als de zwangerschap en bevalling goed afgelopen zijn en de baby gezond mee naar huis zijn gegaan, is het in principe ‘eind goed, al goed’. Wel zijn er toenemende aanwijzingen dat de groeiproblematiek voor de geboorte wel zijn weerslag heeft op sommige lichamelijke processen en op de ontwikkeling van een baby.

Foetale programmering

Een van de verbanden die we tegenwoordig herkennen is dat baby’s die voor de geboorte groeiproblemen hadden na de geboorte ‘geprogrammeerd’ zijn om zuinig om te springen met de calorieën. Dit fenomeen kenden we het eerst uit het Hongerwinteronderzoek. Het gevolg van het signaal voor de geboorte dat er te weinig voedsel is, is dat kinderen na de geboorte overmatige inhaalgroei vertonen en als volwassene een hogere kans op overgewicht, hart- en vaatziekten en suikerziekte. Het is goed om dit te weten zodat het gecontroleerd kan worden en de schade dan beperkt is. De genoemde aandoeningen verlopen namelijk langdurig zonder klachten. Ook is het zo dat een gezonde leefstijl wel degelijk de kans op deze aandoeningen weer kan verkleinen.

Neurologische ontwikkeling

Er is een relatie met verminderde neurologische ontwikkeling, waarbij geldt hoe vroeger en hoe ernstiger de foetale groeirestrictie hoe meer effect. Ook hier geldt dat het niet zeker een slechtere uitkomst geeft maar in de grote groepen die onderzocht zijn zien we vaker verminderde of achtergebleven neurologische ontwikkeling of subtiel mindere schoolprestaties.

Kleine individuele effecten

Voor alle benoemde effecten geldt dat het subtiele processen zijn, die alleen duidelijk zichtbaar zijn als je grote groepen onderzoekt. Het individu merkt hier meestal niet zoveel van. Bijvoorbeeld: het individu merkt het niet als de groep gemiddeld een paar punten lager scoort op de CITO-test. Het kind wordt daar tenslotte niet minder gelukkig van. Dus ouders hoeven zich niet heel erg druk over te maken, behalve dat het voor iedereen, en nu des te meer, van belang is om een gezond leefpatroon te hebben.

Hoe kan ik het beste omgaan met deze spannende tijd?

Jet van der Hulst, maatschappelijk werker in het UMCG, deelt haar inzichten en geeft tips.

LEES MEER

Logischerwijs zitten er naast alle medische kanten ook een hoop psychosociale aspecten aan zwanger zijn van een (te) kleine baby. Allereerst wordt je zwangerschap ineens ‘medisch’ als je bij de verloskundige onder controle was, en blijf je onder behandeling van een gynaecoloog in het ziekenhuis. Vrouwen met een tot dan toe normale zwangerschap ervaren vrij direct een verlies van zorgeloosheid. De onzekerheid over de toekomst en spanning ten aanzien van de groei van de baby leiden vaak tot emotionele problemen. Sommige vrouwen en hun partners ervaren een gevoel van machteloosheid over het beloop en gebrek aan regie over de zwangerschap en de bevalling. Thuisbevallen is bijvoorbeeld vanwege de medische indicatie niet mogelijk.

Lange periodes van onzekerheid en machteloosheid kunnen een (forse) aanslag plegen op je mentale en lichamelijke energieniveau en zelfs tot burn-out achtige klachten leiden. Vrouwen en hun partners ervaren spanningsklachten zoals hoofdpijnen en hartkloppingen, emotionele reacties (plotse huilbuien, oncontroleerbare boosheid) ten gevolge van machteloosheid en problemen om het dagelijks leven (werk, huishouden, sociale contacten) vorm te geven en te onderhouden. De spanning en zorgen zijn energievreters die de dagelijkse balans fors kunnen verstoren maar waar we niet omheen kunnen. Hiervoor geldt veelal dat hoe erger de groeiproblemen van het kind hoe groter het effect op de ouders

Om de vaak langdurige periode van onzekerheid het hoofd te bieden is het advies de activiteiten van het dagelijks leven aan te passen aan het energieniveau dat je hebt en indien je dat prettig vindt om steun en mentale hulp te zoeken, zowel bij familie en vrienden als bij professionals. De meeste ziekenhuizen en zeker de universitaire centra hebben medisch maatschappelijk werkers in dienst. Naast een specialistisch luisterend oor is er de mogelijkheid samen met hen te onderzoeken welke veranderingen kunnen bijdragen aan het volhouden van deze spannende en onzekere periode. Via de huisarts is vaak laagdrempelig in contact te komen met de POH-GGZ, mocht begeleiding vanuit het ziekenhuis geen mogelijkheid zijn.

Als je baby na een spannende en onzekere zwangerschap eindelijk geboren is kan het zijn dat de ervaren spanningen ervoor zorgen dat genieten van je baby en de kraamtijd niet vanzelfsprekend is, ook niet als het best goed gaat met de baby. Vertrouwen op het lichaam van je baby en wellicht ook je eigen mogelijkheden eventuele problemen te signaleren kan een flinke deuk opgelopen hebben. Aandacht en erkenning hiervoor met ruimte voor verwerking van het gebeuren is vaak nodig alvorens volledig verder te kunnen.  In overleg met de medisch maatschappelijk werker maar ook de huisarts is waar nodig specialistische ondersteuning te verkrijgen.

Als het niet goed gaat met de baby

Soms wordt een baby erg ziek of komt een baby zelfs voor of na de geboorte te overlijden aan de problemen met de moederkoek. In dat geval is er ook specialistische begeleiding beschikbaar om het grote verdriet dat hierbij komt te verwerken. Er zijn ook specialistische patiëntenverenigingen en steungroepen met lotgenoten contacten beschikbaar. Wij doen als groep onderzoek naar de behoeften aan steun op de lange termijn voor zowel moeder als vader bij het verlies van je kind.

Jet van der Hulst – Medisch maatschappelijk werker UMC Groningen